Wat moet je als huisarts weten over patiënten met autisme?
- Gert de Heus

- 19 jul
- 3 minuten om te lezen

Autisme komt bij naar schatting 1,5 op de 100 mensen voor en kent een breed spectrum aan kenmerken. Voor huisartsen betekent dit dat je vrijwel dagelijks te maken hebt met patiënten die autisme hebben – bewust of onbewust – en die binnenkomen met uiteenlopende klachten en vragen.
In deze blog bespreken we hoe je als huisarts autisme kunt herkennen, hoe je effectief communiceert en welke praktische aanpassingen je in je praktijk kunt doorvoeren. Door inzicht in de behoeften van mensen met autisme kun je zorg op maat bieden, onnodige stress voorkomen en de drempel verlagen voor vervolgdiagnostiek en -behandeling.
Herkennen van autisme
Veel mensen met autisme komen met een niet-specifieke hulpvraag in de praktijk. Verstoringen in routines en kleine veranderingen kunnen groot effect hebben op hun functioneren, zoals:
Omleiding op de gebruikelijke route, systeemwijzigingen of nieuwe werkplekken
Overgang van schoolritme naar vakantie of andersom
Beginnen op een nieuwe werkplek of relatie
Medische onderzoeken die onvoorbereid plaatsvinden
De kans dat je kinderen en volwassenen met autisme in je praktijk hebt, is groot – ook als ze geen diagnose hebben of die nog niet bekend is.
Communicatie en interactie
Voor een prettig contact met de huisarts kun je het volgende doen:
Vraag expliciet wat de patiënt nodig heeft voor helder contact.
Gebruik eerlijke, concrete taal; vermijd metaforen en idiomen.
Leg voorafgaand aan elk onderzoek duidelijk uit wat je gaat doen en in welke volgorde.
Neem bij complexe gesprekken of onderzoeken wat extra tijd om prikkels en onrust te beperken.
Sommige patiënten hebben baat bij een vaste contactpersoon of een jaarlijks uitnodigingconsult, zodat zij drempels om contact te zoeken verminderen.
Praktische aanpassingen in de praktijk
Een aantal eenvoudige aanpassingen kan de zorg voor mensen met autisme aanzienlijk verbeteren:
Bied een rustige spreekkamer of plan een stil moment in voor je de deur opent.
Geef visuele ondersteuning, zoals een stappenplan voor het consult of een chronologische agenda.
Werk met vaste afspraken en herinneringen via sms of e-mail om onverwachte verrassingen te voorkomen.
Overweeg het gebruik van oordoppen of vermindering van felle verlichting voor overgevoelige patiënten.
Doorverwijzing en samenwerking
Als je vermoedt dat iemand autisme heeft:
Bespreek je observaties met de patiënt of de ouders van een kind.
Overweeg een doorverwijzing naar een GZ-psycholoog, psychiater of een gespecialiseerde autisme-expertisecentrum.
Gebruik betrouwbare verwijzingslijsten (bijvoorbeeld op Watvindik.nl) om onder- én overdiagnostiek te voorkomen.
Betrek naasten zodat behandeladviezen goed aansluiten bij de verwachtingen en thuissituatie.
Comorbiditeiten en gezondheidsklachten
Bij mensen met autisme komen vaker lichamelijke en psychische klachten voor, waaronder:
Klachtsoort | Voorbeelden |
Somatisch | Maag- en darmklachten, allergieën |
Slaap | Slaapproblemen, onrustige nachten |
Psychisch | Angst, somberheid, verhoogde stress |
Neuro-ontwikkelingsstoornissen | ADHD, leermoeilijkheden |
Houd hier rekening mee bij triage en behandeling, en stem je adviezen af op de verwerkingsstijl van de patiënt. Door autisme te herkennen en je werkwijze hierop aan te passen, kun je patiënten beter begeleiden, onnodige stress voorkomen en langer optimaal contact onderhouden.
Theoretisch kader
In de zorg voor mensen met autisme helpt een overzicht van onderliggende theorieën om gedragskenmerken en behoeftes beter te begrijpen.
Theorie of Mind-verstoring: moeite met het inschatten van gedachten en intenties bij anderen.
Centrale coherentie-hypothese: gericht op detail, met moeite om globale patronen te zien.
Executieve disfunctie: beperkingen in planning, flexibiliteit en het vasthouden van aandacht.
Verstoorde sensorische filtering: over- of ondergevoeligheid voor prikkels.
Predictive coding-model: afwijkende verwachtingen over wat er komt, wat onverwachte situaties extra belastend maakt.
Spiegelsysteem-theorie: verminderde activatie bij het waarnemen van andermans bewegingen of emoties.
Deze kaders vullen elkaar aan en vormen samen de basis om interventies en communicatie af te stemmen op de unieke neurologische profiel van elke patiënt. Voor uitgebreide informatie over medicatie bij autisme, zie de blog “Medicatie voor autisten: wat je moet weten” op Autismeportaal.nl.




Opmerkingen