top of page

Wat is een autismespectrumstoornis (ASS)?

Bijgewerkt op: 11 jul

Sessie bij psycholoog

Uitleg van de criteria volgens de DSM-5

Een autismespectrumstoornis (ASS) is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die invloed heeft op hoe iemand communiceert, sociale relaties aangaat en omgaat met prikkels en routines. In deze blog leggen we uit wie een ASS-diagnose kan krijgen, wat de kenmerken zijn, waar deze criteria vandaan komen, wanneer een diagnose wordt gesteld en hoe deze tot stand komt. Deze uitleg is gebaseerd op de officiële richtlijnen uit de DSM-5-TR, het internationale handboek voor psychische aandoeningen.


Wie krijgt een diagnose ASS?

Een diagnose ASS wordt gesteld bij mensen die voldoen aan specifieke gedragscriteria. Deze criteria zijn bedoeld om te herkennen of iemand kenmerken vertoont die passen binnen het autismespectrum. De diagnose kan op elke leeftijd worden gesteld, maar de eerste signalen zijn vaak al zichtbaar in de vroege kindertijd.


Wat zijn de kenmerken van ASS?

De kenmerken van ASS zijn onderverdeeld in twee hoofdgebieden:

  1. Beperkingen in sociale communicatie en interactie

  2. Repetitieve gedragspatronen, beperkte interesses en sensorische gevoeligheden

Om de diagnose te kunnen stellen, moet iemand voldoen aan criteria in beide domeinen.


Waar komen deze criteria vandaan?

De criteria voor ASS zijn vastgelegd in de DSM-5-TR (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 5e editie, tekstherziening). Dit handboek wordt wereldwijd gebruikt door psychiaters, psychologen en andere zorgprofessionals om psychische stoornissen te classificeren en te diagnosticeren.


Wanneer wordt de diagnose gesteld?

De diagnose wordt gesteld wanneer iemand aan alle drie de criteria in domein 1 voldoet én minstens twee kenmerken uit domein 2 vertoont. De symptomen moeten aanwezig zijn vanaf de vroege ontwikkelingsfase, ook al worden ze soms pas later duidelijk door verhoogde sociale eisen.


Hoe ziet dat er concreet uit?


Domein 1: Sociale communicatie en interactie

In dit domein zijn er drie gebieden waarin beperkingen zichtbaar moeten zijn:

  • Sociaal-emotionele wederkerigheid: Moeite met het delen van emoties, interesses of het voeren van een gesprek. Bijvoorbeeld: iemand reageert niet op sociale signalen of toont weinig initiatief tot contact.

  • Non-verbale communicatie: Beperkingen in oogcontact, gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal of het gebruik van gebaren. Dit kan leiden tot misverstanden in sociale situaties.

  • Relaties aangaan en onderhouden: Moeite met het ontwikkelen van vriendschappen, het begrijpen van sociale regels of het aanpassen aan verschillende sociale contexten.

Deze beperkingen kunnen variëren van subtiel tot zeer opvallend en hebben vaak invloed op het dagelijks functioneren, zowel privé als op school of werk.


Domein 2: Repetitief gedrag en beperkte interesses

In dit domein moet iemand aan minstens twee van de volgende vier kenmerken voldoen:

  • Stereotiep gedrag: Herhalende bewegingen zoals handfladderen, voorwerpen draaien of echolalie (herhalen van woorden of zinnen).

  • Vasthouden aan routines: Sterke behoefte aan voorspelbaarheid. Veranderingen in dagelijkse structuur kunnen stress of paniek veroorzaken.

  • Beperkte, intense interesses: Een diepgaande fascinatie voor een specifiek onderwerp, vaak met een ongebruikelijke intensiteit of focus.

  • Sensorische gevoeligheden: Over- of ondergevoeligheid voor prikkels zoals geluid, licht, aanraking of geur. Ook kan er sprake zijn van een opvallende interesse in zintuiglijke aspecten, zoals het aanraken van bepaalde materialen.


Waarom zijn deze criteria belangrijk?

De criteria helpen zorgprofessionals om een duidelijk en betrouwbaar beeld te krijgen van hoe ASS zich bij iemand uit. Omdat autisme zich bij iedereen anders kan manifesteren, is het belangrijk om breed te kijken naar gedrag, communicatie en prikkelverwerking. De DSM-5 biedt hiervoor een gestructureerde en wetenschappelijk onderbouwde basis.


Een diagnose ASS is geen label, maar een hulpmiddel om beter te begrijpen wat iemand nodig heeft. Door inzicht te krijgen in de kenmerken en hoe deze zich uiten, kunnen passende ondersteuning, begeleiding en aanpassingen worden geboden. Zo wordt het mogelijk om het dagelijks leven beter te structureren en het welzijn te vergroten.


De nieuwste inzichten over autisme in 2025 laten een duidelijke verschuiving zien in hoe we kijken naar autisme en neurodivergentie. Waar autisme vroeger vooral werd benaderd als een stoornis met beperkingen, ligt de nadruk nu steeds vaker op de unieke cognitieve sterktes en de diversiteit van het brein. Dit sluit nauw aan bij het bredere concept van neurodiversiteit, waarin autisme wordt gezien als een natuurlijke variatie binnen het menselijk denken, in plaats van een afwijking die gecorrigeerd moet worden.


Wat zijn de belangrijkste nieuwe inzichten?

  1. Autistische hersenen tonen unieke sterktes

    Onderzoek uit 2025 toont aan dat mensen met autisme op vijf belangrijke cognitieve gebieden uitblinken, waaronder patroonherkenning, detailgerichtheid en probleemoplossend vermogen. Deze sterktes worden vaak over het hoofd gezien in traditionele diagnostiek en begeleiding.


  2. Meertalige omgevingen versterken executieve functies

    Kinderen met autisme die opgroeien in een meertalige omgeving laten verbeterde cognitieve controle zien, zoals beter schakelen tussen taken, verhoogde inhibitie (het kunnen onderdrukken van impulsen) en sterker werkgeheugen. Dit wijst erop dat omgevingsfactoren een grote rol kunnen spelen in het versterken van vaardigheden.


  3. Innovatieve therapieën en technologieën

    Virtual reality, dierondersteunde therapie en mindfulness worden steeds vaker ingezet om sociale vaardigheden en emotionele regulatie te verbeteren. Deze benaderingen sluiten beter aan bij de belevingswereld van neurodivergente mensen dan traditionele methoden.


  4. Groeiende maatschappelijke acceptatie Er is een duidelijke toename in bewustwording en inclusie. Campagnes en evenementen richten zich op het vieren van neurodiversiteit, en sociale media bieden ruimte voor mensen met autisme om hun ervaringen te delen en verbinding te vinden.


Hoe verhoudt autisme zich tot neurodivergentie?

Neurodivergentie is een overkoepelende term die verwijst naar mensen wiens neurologische ontwikkeling afwijkt van het "neurotypische" patroon. Dit omvat onder andere autisme, ADHD, dyslexie en Tourette. Binnen deze benadering wordt autisme niet langer uitsluitend als een stoornis gezien, maar als een andere manier van informatie verwerken, denken en voelen.


Autisme is dus een vorm van neurodivergentie, en de nieuwste inzichten benadrukken dat deze diversiteit juist waardevol is. In plaats van te focussen op wat iemand niet kan, wordt er gekeken naar wat iemand nodig heeft om tot bloei te komen – een benadering die perfect aansluit bij de principes van neurodiversiteit.


Theorieën over autisme praatplaat

Om autisme beter te begrijpen, zijn er in de loop der jaren verschillende theorieën ontwikkeld. In deze blog lichten we de vijf meest gangbare toe: executieve functies, Theory of Mind, centrale coherentie, het voorspelbare brein en sensorische prikkelverwerking. Elke theorie biedt een ander perspectief op hoe mensen met autisme denken en functioneren – en samen geven ze een rijker en genuanceerder beeld. De volgende praatplaat geeft hierbij een goede start. Op autismeportaal kun je lezen over deze theorieën, gewoon gratis, er zijn per theorie ook praatplaten, ook gratis. Wil je de praatplaten groter en in een mooi pakket, kijk dan eens in onze webshop.


Praatplaat 5 theorieën over autisme
Praatplaat 5 theorieën over autisme

Laat een eenmalige donatie achter en krijg toegang tot exclusieve blogs en programma's.
€
bottom of page