Zelfonderzoek bij autisme: voor- en nadelen en veelgebruikte online tests
- Gert de Heus

- 20 jul
- 4 minuten om te lezen

Zelfonderzoek (zelfdiagnose) bij autisme houdt in dat je met behulp van vragenlijsten en zelfevaluaties onderzoekt of je kenmerken hebt die passen bij een autismespectrumstoornis (ASS). Hoewel dit geen officiële diagnose vervangt, kan het inzichten bieden en helpen bij voorbereiding op professionele consultatie.
Voor- en nadelen van zelfonderzoek
Voordelen
Toegankelijk en gratis: je kunt direct online starten, zonder wachttijd of kosten.
Zelfinzicht: je leert patronen herkennen in je sociale interactie, zintuiglijke gevoeligheid en routinebehoefte.
Gespreksvoorbereiding: testuitslagen vormen een concreet dossier om mee naar een huisarts of psycholoog te nemen.
Empowerment: je neemt zelf de regie over je proces en krijgt herkenning van je ervaringen.
Nadelen
Geen functionele drempel: tests meten geen werkelijke belemmering in dagelijks functioneren.
Kans op fout-positieven/negatieven: zelftests missen soms precisie, vooral zonder klinische interpretatie.
Risico op zelfstigma: onjuiste conclusies kunnen leiden tot onnodige labels of angst.
Vervanging van professionele diagnostiek: zelfdiagnose biedt geen toegang tot officiële hulpverlening of vergoeding.
Populaire online zelftests
Autism Spectrum Quotient (AQ-50)
• Ontwikkeld door Baron-Cohen et al. (2001). • 50 stellingen over sociale vaardigheden, aandacht voor details, routine en verbeelding. • Invullen duurt 10–15 minuten. • Scoring: 0–50 punten; 33+ wijst op significante autistische trekken.
Interpretatie
0–32: weinig autistische kenmerken
33–50: veel autistische kenmerken Gebruik je score als reflectiemiddel, niet als definitief oordeel.
SDQ-test
• SDQ = Strengths and Difficulties Questionnaire. • Meet emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit, sociale vaardigheden en pro-socialiteit. • Invultijd: 5–10 minuten. • Scoring per subschaal, met kleurenindicatie (groen, oranje, rood).
Interpretatie
Groen: weinig zorgen
Oranje: matige zorgen, advies om verder te onderzoeken
Rood: duidelijk signaal voor professionele evaluatie
RAADS-R (Ritvo Autism Asperger Diagnostic Scale – Revised)
• 80-itemvragenlijst met vier subschalen: taal-communicatie, sociale relaties, sensorische motoriek, circumscripte interesses. • Sensitiviteit en specificiteit zijn hooger dan bij veel kortere testen, maar interpretatie vereist voorzichtigheid. • Scoring: 0–240; cut-off rond 65–76 punten (afhankelijk van versie).
Interpretatie
Boven cut-off: waarschijnlijk autistische kenmerken
Onder cut-off: minder waarschijnlijk, maar sluit ASS niet uit
Casting Autistic Traits (CAST)
• Oorspronkelijk voor kinderen, nu ook gebruikt voor terugblik bij volwassenen. • 37 meerkeuzevragen over vroeg-kinderlijke ontwikkeling en huidig gedrag. • Scoring: 0–31; ≥ 15 punten duidt op ASS-risico.
Interpretatie
0–14: laag risico
15–31: verhoogd risico, professionele follow-up aanbevolen
AQ-10
• Korte 10-vragenversie van de AQ voor snelle screening in de eerstelijnszorg. • Scoring: 0–10; ≥ 6 punten geeft aan dat een formele diagnosticering overwogen dient te worden.
Doe hier de AQ10 test, geheel anoniem, wij slaan geen gegevens op, het wordt ook niet gedeeld met anderen, ook niet als je bent ingelogd. Je mag de test natuurlijk ook overslaan en gewoon doorlezen.
Tips voor verantwoord zelfonderzoek
Combineer meerdere tests voor een breed beeld.
Documenteer concrete voorbeelden bij hoge scores.
Zoek steun in autist-geleide online communities of lotgenotengroepen.
Maak een dossier met uitslagen, voorbeelden en observaties door naasten.
Bespreek je bevindingen altijd met een psycholoog of huisarts gespecialiseerd in ASS.
Zelfonderzoek biedt een laagdrempelige manier om autistische kenmerken te verkennen en gesprekken met hulpverleners voor te bereiden. Het geeft waardevolle zelfinzichten, maar mist de officiële toetsing van een klinisch onderzoek. Gebruik online testen zoals de AQ-50 en de SDQ-test op Autismeportaal als startpunt, en combineer ze met professionele begeleiding voor een betrouwbaar beeld van je profiel.
Theoretisch kader zelfonderzoek bij autisme
1. Autismespectrumstoornis: definitie en kernkenmerken
Autisme spectrum stoornis (ASS) is een neurodevelopmentale conditie met twee hoofdkenmerken:
Beperkingen in sociale communicatie en interactie Tekorten in sociale-emotionele wederkerigheid, non-verbale communicatie en het ontwikkelen van relaties.
Beperkte, repetitieve patronen Stereotiepe bewegingen, inflexibele routines, intense interesses en afwijkende zintuiglijke reacties.
Daarnaast bestaat het concept autistische burn-out, gedefinieerd als chronische levensstress met een mismatch tussen verwachtingen en mogelijkheden, leidend tot:
Langdurige, verstrekkende uitputting
Verval in vaardigheden (o.a. executieve functies)
Verhoogde prikkelgevoeligheid.
2. Zelfonderzoek als screening
Zelfonderzoek (zelfdiagnose) gebruik je om:
Patronen in eigen gedrag, zintuiglijke gevoeligheid en sociale interactie te herkennen.
Een concreet dossier op te bouwen voor een later klinisch gesprek.
Zelfinzicht en empowerment te bevorderen.
Belangrijk onderscheid:
Screening: gericht op indicatie, met aandacht voor valkuilen zoals vals-positieven en vals-negatieven.
Diagnostiek: formele, multidisciplinaire beoordeling op basis van internationale standaarden (DSM-5).
3. Psychometrische uitgangspunten
Betrouwbaarheid
Interne consistentie (Cronbach’s alpha) geeft aan hoe goed de items samenhangen. Een alpha ≥ .90 wordt als uitstekend beschouwd.
Validiteit
Constructvaliditeit: meet het instrument werkelijk autistische kenmerken?
Criteriumvaliditeit: hoe goed voorspelt de testformele diagnose? Bijvoorbeeld: RAADS-R en AQ-28 behalen wisselende predictieve waarden in klinische populaties.
Normering
Effectieve zelftests hanteren cut-offwaarden op basis van normgroepen (bv. AQ ≥ 33, ABV-vrouwen ≥ 55, mannen ≥ 66) om scores te interpreteren.
4. Neuropsychologische en sensorische theorieën
Zintuiglijke verwerking
Sensorische hyper- en hyporeactiviteit spelen bij autisme een centrale rol. Overprikkeling kan leiden tot uitputting en voortijdige stresssignalering ontbreekt bij alexithymie (moeite met eigen gevoelens herkennen).
Masking en camoufleren
Autistische personen passen zich vaak aan (maskering) om aan sociale verwachtingen te voldoen. Deze aanpassing vergt extra cognitieve en emotionele energie, wat het risico op uitputting verhoogt.
Zelfregulatie van executieve functies
Routine en voorspelbaarheid fungeren als zelfkalmerende strategie. Uitval in executieve functies (plannen, organiseren) kan het dagelijks functioneren verder belemmeren.
5. Integratie met formele diagnostiek
Zelftests vormen een waardevolle eerste stap, maar behoren altijd gekoppeld te worden aan:
Klinische interviews (bv. ADI-R) voor levenslange ontwikkelingsgeschiedenis.
Observatieschema’s (bv. ADOS-2) voor huidig sociaal én repetitief gedrag.
Gedragsobservaties in diverse contexten (thuis, werk, school).
Differentiële diagnostiek om ADHD, OCD, angst- of stemmingsstoornissen uit te sluiten of te herkennen.
Deze combinatie waarborgt een volledig beeld en leidt tot een betrouwbare, officiële diagnose.
Referenties [1] Spek, A., Schoondermark, F., & Kiep, M. (2023). Handleiding Autistische Burn-out Vragenlijst. Annelies Spek.




Opmerkingen