Is mijn kind autistisch? Kies geduld boven paniek
- Gert de Heus

- 26 aug
- 4 minuten om te lezen

In een tijd waarin informatie binnen handbereik is en opvoeding intens gevolgd wordt, verandert elk babygeluidje in een potentiële alarmbel. Kriebelt dat peuterhersenpannetje te weinig of juist te veel?
Ziet je kleuter de wereld even door een ander venster? Voor je het weet scroll je ’s nachts symptoomlijstjes door en plan je een afspraak voor zekerheid. Maar vaak zijn die schijnbare signalen niets meer dan… een peuter die peutert.
Waarom overreageren we op normale peuterstreken?
De combinatie van social media, opvoedblogs en overvolle schermtijd zorgt voor:
Continu bewustzijn: Spontane herhalingen en stiltemomenten worden in TikTok-video’s direct gekoppeld aan neuroontwikkelingsstoornissen.
Post-pandemische nasleep: Lockdowns en extra schermuren hebben bij veel kleintjes sociale gewoontes verstoord. Ouders zien uitingen van verlegenheid of terugtrekgedrag al snel als iets ernstigs.
Screeningtools op de verkeerde maat: Vragenlijsten als de M-CHAT zijn bedoeld voor 18–24 maanden, maar worden veel te vroeg en te vaak ingevuld, waardoor ook neurotypische peuters “in het rood” komen.
Wat zeggen de cijfers?
Wereldwijd krijgt ongeveer 1 op de 100 kinderen een diagnose autisme.
In India ligt dat dichter bij 1 op de 500, al verschilt dat per regio en onderzoeksmethode.
Uit de Indiase Jeugdgezondheidsenquête 2016 blijkt dat ongeveer 1,6 % van de tieners (13–17 jaar) kampen met een neuroontwikkelingsstoornis.
In Chennai verdubbelde van 2017 tot 2021 het aantal 10–24-jarigen dat geestelijke hulp zoekt (van 240 naar 437).
Naar schatting hebben in India bijna 50 miljoen kinderen te maken met een psychische aandoening, terwijl minder dan 1 % professionele zorg krijgt.
Praktijkvoorbeelden en deskundigen
Dr. Aditi Joshi, ontwikkelingspediater in Mumbai: “Tweejarige peuters herhalen wel eens zinnetjes of vermijden oogcontact gewoon omdat ze ontdekken hoe dat voelt. Geef het vier tot zes weken: de meeste quirks verdwijnen vanzelf.”
Vikram Mehta uit Bangalore: “Onze dochter sprak een paar weken alleen in losse lettergrepen. We raakten in paniek. Drie weken later praatte ze weer in volle zinnen. Ik leerde dat peuters soms pauzeren, zeker als ze net aan een nieuwe schoolroutine gewend zijn.”
Hoe ondersteun je zonder paniek?
Observeer en evalueer pas na verloop van tijd voordat je professionele stappen zet:
Kijk four 4–6 weken naar gedrag: veel quirks lossen zich in die periode vanzelf op.
Gebruik screeningslijsten alleen op de juiste leeftijden (18 en 24 maanden) en vertrouw niet op elke online quiz.
Blijf praten met je kind: eenvoudige dagboekjes kunnen patronen helder maken.
Raadpleeg bij aanhoudende zorgen een ontwikkelingsspecialist, niet alleen online forums.
Vraag altijd een tweede opinie: een label kan je kind beperken als het niet klopt.
Start wél met hulpverlening als echt sprake is van vertraging, maar vermijd het ‘pathologiseren’ van normale ontdekkingen.
Geduld is het mooiste speelgoed
Opvoeden in het informatietijdperk betekent balanceren tussen alert zijn en loslaten. Een peuter die eindeloos “auto, auto” zegt hoeft niet vast te zitten in een diagnose. Vaak zit hij gewoon in de ritmische ontdekking van taal. Door ruimte te geven en kalm te observeren, help je je kind op te bloeien—zonder de schaduwen van labels en onnodige zorgen.
Kies voor geduld boven paniek. Kinderen hebben vooral tijd en liefde nodig om zichzelf te worden.
Theoretisch kader: tussen normale kinderontwikkeling en overdiagnose van autisme
1. Normatieve ontwikkelingspsychologie
Peuters doorlopen een fase van taalkundige experimenten, hechtingsonderzoek en sociale ontdekkingen.
Echolalie en woordherhaling helpen kinderen taalritme en betekenis te verkennen.
Terugtrekking of schuchter gedrag hoort bij de stap van individuele exploratie.
Variatie in oogcontact (“social referencing”) is normaal tussen 18 en 36 maanden, afhankelijk van temperament en omgeving.
2. Cognitieve heuristieken en informatie-overload
Moderne ouders navigeren een stortvloed aan online informatie, waarin signalen uitvergroot worden door:
Beschikbaarheidsheuristiek: onverwachte symptomen lijken vaker voor te komen en versterken angst.
Bevestigingsbias: een enkele “vreemde” peutergedrag wordt gezocht op symptomenlijsten, waarna alleen treffende voorbeelden worden onthouden.
Cyberchondrie: voortdurende online zoektocht naar medische informatie leidt tot escalatie van zorg, zonder context van dagelijkse variatie.
3. Sociaal-constructivistisch perspectief op diagnose
Diagnostische criteria (DSM-5, ICD-11) zijn ontworpen voor klinische screening en wetenschappelijk onderzoek—niet voor spontane zelftoepassing bij alle normale gedragsvorming.
Interpretatie van gedragskenmerken is altijd ingebed in culturele en sociale verwachtingen.
Labels bieden houvast, maar kunnen een self-fulfilling prophecy worden voor het zelfbeeld van het kind.
4. Medisch-sociologische inzichten: medicalisering
De medische blik (‘medical gaze’) verandert alledaagse opvoedkwesties in potentiële stoornissen:
Normale ontwikkelingsvariatie wordt gezien als pathologie.
Diagnostische grensvervaging leidt tot toenemende vraag naar gespecialiseerde zorg, terwijl minder ingrijpen vaak volstaat.
5. Technostress en ouderlijke angst
Na de pandemie en met voortdurende schermblootstelling verschoof de interactie tussen ouders en jonge kinderen:
Minder informele observaties door druk schema, meer digitale mediaconsumptie.
Online forums en social media versterken zorgen over ‘achterstanden’, zonder nuance voor groeisprongen.
6. Naar een geïntegreerd perspectief
Een evenwichtige benadering combineert:
Geduldige observatie over enkele weken, om normale variatie te onderscheiden van aanhoudende achterstand.
Gebruik van gevalideerde screeningsinstrumenten op de juiste leeftijd (bijv. M-CHAT op 18–24 maanden).
Professionele toetsing bij concrete zorgen, met ruimte voor tweede opinie en holistische evaluatie.
Dit theoretische kader plaatst overbezorgde interpretaties van peutergedrag in bredere ontwikkelings- en sociologische context. Zo ontstaat ruimte voor rust, nuance en alleen daar waar nodig, gerichte ondersteuning.




Opmerkingen