Autisme en Aseksualiteit: Een Verkenning van Identiteit en Diversiteit
- Gert de Heus

- 4 aug
- 3 minuten om te lezen

In de wereld van neurodiversiteit en seksuele oriëntaties is er steeds meer aandacht voor de unieke ervaringen van mensen met een autismespectrumstoornis (ASS). Eén van de thema’s die daarbij opvalt, is aseksualiteit. Maar wat betekent dat precies? En hoe verhoudt het zich tot autisme?
Wat is aseksualiteit?
Aseksualiteit is een seksuele oriëntatie waarbij iemand weinig tot geen seksuele aantrekking tot anderen ervaart. Dit betekent niet automatisch dat iemand geen romantische gevoelens heeft of geen relaties wil. Binnen de aseksuele gemeenschap bestaan diverse sub-identiteiten zoals:
Grijsseksueel: af en toe seksuele aantrekking
Demiseksueel: seksuele aantrekking alleen na een diepe emotionele band
Aromantisch: geen romantische aantrekking
Aseksualiteit is dus een breed spectrum en gaat verder dan simpelweg “geen zin in seks”.
De relatie tussen ASS en aseksualiteit
Onderzoek toont aan dat mensen met ASS vaker dan gemiddeld aseksueel zijn of zich identificeren met een niet-heteroseksuele oriëntatie1. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn:
Minder sociale druk: Autistische mensen zijn vaak minder bezig met sociale verwachtingen, waardoor ze zich vrijer voelen om hun ware identiteit te uiten.
Sensorische gevoeligheid: Overgevoeligheid voor aanraking of geluid kan seksuele interactie onaangenaam maken.
Andere prioriteiten: Intense interesses en focus kunnen ervoor zorgen dat seksualiteit minder centraal staat.
Moeite met sociale signalen: Het herkennen van romantische of seksuele signalen kan lastig zijn, wat invloed heeft op het aangaan van relaties.
Toch is het belangrijk te benadrukken dat niet alle mensen met ASS aseksueel zijn, en niet alle aseksuele mensen ASS hebben. Er is sprake van overlapping, geen causaliteit.
Wat zegt onderzoek?
Een studie onder 2.400 volwassenen toonde aan dat mensen met ASS drie tot negen keer vaker aseksueel, homoseksueel of biseksueel zijn dan mensen zonder ASS.
In een ander onderzoek bleek dat 40% van de mensen met ASS seksueel actief was, tegenover een hoger percentage in de algemene bevolking.
Vrouwen met ASS identificeren zich vaker als aseksueel dan mannen met ASS.
Deze cijfers onderstrepen dat seksuele diversiteit binnen de autistische gemeenschap groot is.
Verschillende perspectieven
Vanuit de aseksuele gemeenschap:
Er is behoefte aan erkenning en inclusie, vooral in de gezondheidszorg waar aseksualiteit vaak wordt genegeerd of verkeerd begrepen.
Vanuit de autistische gemeenschap:
Seksualiteit wordt vaak als complex ervaren, met vragen als “Hoe weet ik wat ik voel?” of “Is wat ik ervaar normaal?”.
Er is behoefte aan toegankelijke en eerlijke voorlichting, afgestemd op de leerbehoeften van autistische mensen.
Vanuit professionals:
Seksuologen en psychologen pleiten voor een genuanceerde benadering: seksualiteit bij ASS kent uitdagingen, maar ook unieke vormen van verbondenheid.
De combinatie van ASS en aseksualiteit vraagt om openheid, begrip en maatwerk. Het is geen afwijking, maar een legitieme identiteit die erkend mag worden. Door te luisteren naar ervaringen en onderzoek serieus te nemen, kunnen we bijdragen aan een inclusieve samenleving waarin iedereen zichzelf mag zijn, met of zonder seksuele aantrekking.
Theoretisch kader: Aseksualiteit binnen het autismespectrum
Het theoretisch kader biedt de conceptuele onderbouwing voor het begrijpen van de relatie tussen autismespectrumstoornis (ASS) en aseksualiteit. Dit kader integreert inzichten uit psychologie, sociologie, neurodiversiteit en seksuele gezondheid.
1. Neurodiversiteit als uitgangspunt
Het neurodiversiteitsmodel beschouwt ASS niet als een aandoening, maar als een variatie binnen het menselijk brein. Binnen dit denkkader:
Wordt autistische identiteit gezien als een geldige vorm van menselijk functioneren.
Is er aandacht voor sensorische, communicatieve en emotionele verschillen die ook invloed kunnen hebben op de beleving van seksualiteit.
Wordt ruimte gemaakt voor diversiteit in seksuele voorkeuren, inclusief aseksualiteit.
2. Seksuele oriëntatie en aseksualiteit
Aseksualiteit wordt binnen seksuele wetenschappen erkend als een legitieme oriëntatie, naast homoseksualiteit, heteroseksualiteit en biseksualiteit. Theoretische benaderingen:
Essentialistisch perspectief: beschouwt seksuele oriëntatie als biologisch bepaald.
Sociaal-constructivistisch perspectief: bekijkt seksuele oriëntatie als beïnvloed door maatschappelijke normen en contexten.
Binnen deze benaderingen is aseksualiteit lange tijd ondergerepresenteerd geweest, en pas recentelijk serieus genomen in academisch onderzoek.
3. Intersectionaliteit
De theorie van intersectionaliteit (Crenshaw, 1989) helpt om ASS en aseksualiteit als overlappende identiteiten te analyseren. Deze benadering benadrukt:
Hoe verschillende vormen van marginalisering elkaar kunnen versterken.
Dat autistische aseksuele personen vaak te maken hebben met dubbele onzichtbaarheid in zorg en maatschappij.
Dat er nood is aan inclusieve benaderingen die beide identiteiten respecteren.
4. Cognitieve en sensorische theorieën binnen ASS
ASS wordt vaak gekenmerkt door:
Verhoogde sensorische gevoeligheid – wat invloed kan hebben op lichamelijk contact.
Moeilijkheden met sociaal-emotionele communicatie – wat relaties bemoeilijkt.
Veranderingen in seksuele motivatie en interesse – die zich kunnen uiten als aseksualiteit.
Binnen cognitieve theorieën zoals de theory of mind en de empathiser-systemiser theorie (Baron-Cohen), is er aandacht voor hoe autistische mensen informatie verwerken, wat van invloed kan zijn op relatievorming en seksuele beleving.
5. Maatschappelijke normativiteit en seksuele scripts
Volgens de theorie van seksuele scripts (Gagnon & Simon, 1973):
Wordt seksualiteit sterk gestuurd door culturele normen.
Mensen met ASS volgen deze scripts vaak niet automatisch, wat kan leiden tot andere seksuele trajecten zoals aseksualiteit.
Dit benadrukt de noodzaak om alternatieve seksualiteiten te normaliseren in onze maatschappij.




Opmerkingen